‘Jullie gaan allemaal één keer de koprol maken. Ik wil dat je voelt, hoe dat bij jou gaat.’ Binnen vijf minuten zie ik 30 verschillende beginsituaties. De judoka’s rollen over hun schouders. De turnsters maken gracieuze  bewegingen en komen elegant in stand overeind. Ze maken net geen buiging om het applaus te ontvangen. Eén meisje presteert het om al rollend twee matten verderop, dwars door een ander groepje heen te denderen. Werk aan de winkel!

Als iedereen geweest is geef ik het doel van de les aan. ‘ Ik verwacht dus niet dat we een acrobatisch dreamteam worden. Het doel is dat je op het einde van de les beter bent geworden dan jezelf.’

Bij navraag blijken veel kinderen te weten waar een goede koprol aan moet voldoen. Ik vul hier en daar de theorie aan en we laten wat vrijwilligers een voorbeeld geven. Bij het onderdeel veiligheid, zet ik mijn serieuze juffengezicht in. Ik wil dat iedereen in ieder geval een bolle rug heeft! Ik beschrijf het beeld in mijn hoofd, van een kind dat de rol begint met een kopstand. Een rechte rug die vervolgens keihard doorklapt, vol op de rug. De longen komen daardoor op plekken in de borstkas terecht, waar ik ze niet wil hebben! Even een ernstige stilte erachteraan en ik zie aan de gezichten dat ze begrijpen dat dit menens is. Als laatste wil ik dat de turnsters een uitdaging voor zichzelf bedenken. Sommigen willen wat sierlijke puntjes op de i en een enkeling gaat voor een zweefrol, met strenge eisen.

Iedereen gaat aan de slag, elkaar tips en aanwijzingen gevend. Tussentijds leg ik de les stil. Gezien de voorspoedige ontwikkeling, vind ik het tijd voor ‘het-foute-voorbeelden-spel’ (muv de bolle rug! Benadruk ik)  Kinderen vinden expres fouten maken altijd geweldig. En ik geniet van hun creatief bedachte geblunder. ‘Waar moet je je handen neerzetten? Wie kan dat goed fout voordoen!’

De handen gaan te ver naar voren, te ver naar achter, te ver opzij en ééntje slaagt er zelfs in om op zijn ellebogen over de kop te gaan. Ondertussen hoor ik zijn afgeklemde stemmetje roepen: ‘Wel met bolle rug,  juf!’ Ik bestuit hem: ‘Dat heb je uitzonderlijk goed fout gedaan!

En dan DE vraag: ‘Wie is er beter geworden dan zichzelf.’ Alle handen zwaaien. Een groepsgevoel van overwinning!

En nu is het de kunst, om dit gevoel mee te nemen naar mijn andere lessen. Ook bij theoretische vakken kun je beter worden dan jezelf, en dat voelt net zo lekker!