Hij noemt mijn voornaam en achternaam. Een slecht voorteken.
Er wordt hier niet gespiekt Meisje Tuis! Zet maar een één op je blad.’
Gadverdamme. Wat een afknapper. Ik kan niks met een één.
Ik zet mijn charmantste lieve-meisjes-gezicht op en vraag smekend:
Wilt u me alsjeblieft een nul geven in plaats van een één?

Aan zijn gezicht te zien heb ik de hoofdmeester beledigd. Ik word op mijn wenken bediend en mag van de één een nul maken. Mijn verheugde reactie maakt hem nog furieuzer. Hij belooft me dat er een gesprek gaat komen met mijn ouders.
Ik denk dat dat goed nieuws is.

Als ik thuis mijn verhaal vertel, trekt mijn vader direct zijn portemonnee en krijg ik een gulden. In de wolken, ren ik naar boven, om mijn eerlijk verdiende gulden in mijn spaarvarkentje te stoppen.

We zitten in het kamertje van de hoofdmeester. Hij kent mijn vader en ons gezin. Hij wijst mijn vader erop dat hij dit vrijpostige gedrag niet gewend is van Meisje Tuis. En dat hij van mijn vader instemming verwacht.
Dan gaat mijn vader ‘ter biecht’ en verklaart de situatie, zodat de hoofdmeester mijn handelwijze begrijpt! Hij kijkt verward bedenkelijk bij deze pedagogische strategie.

We hebben de afspraak dat ze voor iedere 10 die ze haalt een dubbeltje krijgt. En als ze een nul haalt krijgt ze een gulden.