Tim vraagt of een vriend van hem mag slapen in het bed van Zonnetje.
Ik slik even. Het antwoord is ‘Nee!’. Het plan dat hij er zelf in gaat liggen, vind ik prima.
Dit voorval houd me 2 weken bezig. Ik moet hier iets mee!
Ik vind het gezellig wanneer er vrienden blijven slapen. Het geeft ons huis een ander soort levendigheid.

Ik neem het beddengoed in mijn handen en druk mijn neus erin. Dit zijn de lakens waartussen ons meiske haar laatste nacht doorbracht. Ik besef dat haar geur verdwenen is, na 1 jaar en 3 maanden. Ik besluit dat het tijd is om het kamertje van Zonnetje anders in te richten. Iets wat ze zelf minstens twee keer per jaar deed. Ze slaakt daarboven waarschijnlijk een ‘Hè hè, eindelijk!’ zucht.

Alles gaat opnieuw door mijn handen. Gitaar, blokfluit, voetbaltas, keepershandschoenen, foto’s, knuffels, knutsels, lieve briefjes. Het doet goed om handelend te rouwen. Ik creëer aan één zijde van de zolder een compacte Zonnetjes bom!

De rasters met honderden, lieve kaartjes, bevestig ik tegen de schuine wand van de zolder. Ik ga eronder staan. Het voelt als een waterval van troostende woorden.

Aan de andere kant van de zolder maak ik haar bed opnieuw op en plaats er een tafeltje met een sfeerlichtje naast. Haar tiener bureaustoel kan dienst doen voor kleding van een gast.

De relaxstoel blijft in het midden tegen de achterwand staan. De grens tussen twee werelden. De werelden van ooit en anders. Daar kan ik schrijven, mijmeren, verdrieten, denken en plannen maken.

De kamer lijkt nu groter. Er is meer ruimte. Ruimte in mijn hoofd en in ons nieuwe leven. Een ruimte waar vrienden van de jongens van harte welkom zijn.