‘Dus jij kiest ervoor om tijdens de gastlessen minder te friemelen?’
Hij knikt.
Ik heb overduidelijk mijn twijfels bij deze keuze, aangezien hij Opper-friemelaar is.
Het lijkt me een gewenst antwoord.
Het onderdrukken van zijn friemelgedrag, zou neveneffecten kunnen veroorzaken.
Ik zeg hem dat ik friemelen goed bij hem vind passen.
Hij kijkt me onderzoekend aan.
Ik vraag hem of hij het bewegen misschien prettig vindt?
Dan verschijnt er een ondeugende glimlach op zijn gezicht.
Tijd voor een goed gesprek.

Vorige week zat ik met een plastic zakje te friemelen. Dat geluid stoorde!’ is zijn eerste input.
Onze conclusie is, dat geluidloos friemelgedrag geschikter is.
‘Friemelen aan anderen is ook niet handig!’, zegt ie. Dat valt volgens hem onder de regel:
Afleiden van anderen.
We beginnen lol te krijgen in onze friemelanalyse.
We verzinnen de meest uiteenlopende friemelmogelijkheden en onmogelijkheden.
Gelukkig blijven er veel friemelkansen over, die goed inzetbaar zijn.

We werken het niet schriftelijk uit, omdat we in de toekomst nog meer friemeldialogen willen voeren. Daar zijn wij, als friemeldeskundigen, voorstander van. Het ontspant en verrijkt.

We zijn tevreden met onze ruwe opzet van het friemelprotocol.
Met dank aan Opperfriemelaar.