‘Heeft u misschien een dubbeltje voor me?’ Vraagt hij.
Ik vertel dat ik geen cash op zak heb.
Hij zegt dat hij honger heeft en zojuist een broodje van de grond op heeft geraapt om op te eten.
Mijn gezicht laat aan hem zien, dat ik dat schrijnend verdrietig vind.
Volgens hem moet je iets, als je honger hebt.
Aangezien ik geen afspraken heb en zelf nog niet gegeten heb, nodig ik hem uit.
‘Zullen we samen ergens een broodje gaan eten? Ik hoef nergens naartoe en wil zelf ook nog een hapje eten.’
Dan verandert hij de reden van zijn vraag. Hij wil eigenlijk geen 10 cent, maar 2 euro, om te kunnen slapen in het ‘slaaphuis’ van Leiden. Hij heeft pas 2 euro en komt er dus nog 2 tekort. Als bewijslast laat ie me een handvol kleingeld zien.
‘Dan loop ik even met u mee naar het slaaphuis en betaal daar. Kan ik daar pinnen?’
Hij aarzelt en zegt dat dat wel kan. ‘Het is wel een half uur lopen.’ geeft hij aan.
Met mijn zware tas vol studieboeken, laptop, etc, zie ik een half uur lopen niet zitten.
Even twijfel ik of ik mijn tas in het hotel kan leggen, om vervolgens samen de wandeling te maken. Direct bedenk ik dat die afstand me buiten de drukte van het centrum brengt en dat dat geen  verstandige onderneming is. Tijdens mijn twijfel verandert zijn idee wederom.
‘Misschien kun je even pinnen en me het geld geven?’
Daar geef ik mijn grens aan. Ik wil graag helpen, maar geef hem geen cash.
Hij probeert me ervan te overtuigen, dat hij er geen drank of sigaretten van gaat kopen. Hij lijkt mijn gezicht te lezen en ziet in, dat de transactie niet gaat plaats vinden, zoals hij wenst.
Hij bedankt me voor mijn poging tot hulp, groet me en onze wegen scheiden zich.
Jammer. Ik had graag een broodje met hem gegeten en zijn levensverhaal gehoord.