In mijn dagboek als twintiger vraag ik me af, waarom de mensheid in hemelsnaam bestaat. Wat als de mens er niet zou zijn? Wat zou dat geweldig zijn voor de planten, dieren, zee, lucht en het (vervuilde) heelal. Als twintiger ga ik zelfs zover, dat ik het een optie vind, om met z’n allen te kiezen voor, het uit laten sterven van de mensheid. ‘Wat een weelde voor de wereld’,  was mijn slotsom destijds. In mijn huidige omgeving is er geen animo voor deze campagne.  

In het bos ontmoet ik van de week, een gedistingeerde dame op leeftijd. Haar man is 2 jaar geleden overleden. In een kwartier vertelt ze me haar levensverhaal. Ze heeft samen met haar man de hele wereld bereisd voor vakanties, opera’s en musea.
‘Wat heeft u veel mooie herinneringen!’ kom ik tot de conclusie.
Waarop ze resoluut zegt ‘Voor mij en mijn man had het niet gehoeven. Als wij hadden mogen kiezen hadden we niet bestaan!’

Als ik verder wandel overdenk ik het verdrietige gevoel van deze vrouw. Waarom vind ik mijn leven waardevol? Ik houd van het leefschuitje en wil bijdragen aan het blijer, gelukkiger en getrooster ronddobberen van anderen. Dat geeft voldoening.
Natuurlijk maak ik net als iedereen ‘fouten’.  Heb ik mensen gekwetst en nog steeds en in de toekomst ook. Mijn intentie is niet om een foutloze heilige te zijn.
Als de balans op het einde van mijn leven goed is, ben ik tevreden.

Laat ik zoveel mogelijk een meerwaarde zijn voor de mensen om mij heen. Zoals ikzelf zoveel heerlijk, fantastisch, liefdevolle anderen om mij heen heb, voor mij.
Dus… dankjewel dat jij bestaat.