Als ik wandel in het bos, raap ik glinsterpapiertjes, stukken ijzer, snoeppapiertjes en touwtjes op.
Thuis berg ik ze als juweeltjes op in een kistje.
Als ik groot ben, word ik afvalkunstenares!’, maak ik mezelf wijs. Het is onwaarschijnlijk dat ik groter wordt dan de 1 meter 77 die ik nu ben, maar ik permitteer me om te dromen,
Dan zie ik in het blad van natuurmonumenten een prachtige collage, van een professionele vrouwelijke bosraapster.

Alsjeblieft een plastic zakje. Alles wat je vindt, mag erin. Smakelijk eten! En tot vanmiddag!’
Mijn klas maakt kennis met mijn eigenaardigheid.
Met een verzamelzak vertrekken ze de lunchpauze in, de grond afspeurend alsof hun schooladvies ervan afhangt. Gelukkig is er een overschot interessante rotzooi, rondom ons schoolterrein.

Als de buit ’s middags ter tafel komt, heerst er een trommelvlies tergende euforie.
De schatten worden aan elkaar getoond en er wordt genereus vuil gedeeld. Dan begint de creatieve gonzende fase. Er wordt geknipt, gescheurd, geschoven.

Eén jongen schudt zijn zak leeg. Kwakt alles op een hoop. Concept vuilnisbelt? Hij neemt een meter afstand en kijkt bedenkelijk. Dan husselt ie de boel nog eens, werpt een laatste blik en roept kordaat: ‘KLAAR!
Als ik goed naar het werkje van de klaar-roeper kijk, zie ik een bewust gekozen oranje achtergrond, die een langwerpige dopje, grandioos recht doet!

Na een halfuur mag het resultaat van alle jongelingen er zijn. Als alles gefotografeerd is, kieperen we 15 kg kunst de vuilnisbak in.
Okay! Ik ben dan zelf geen afvalkunstenares geworden… ik heb wel 31 potentiële artiesten besmet.