Een vennetje met ijs en 10 graden onder nul, maakt grote en kleine jongetjes in ons wakker.

Hij breekt stukjes ijs af en schuift ze over de ijsvlakte. Het scherende ijs maakt een zoevende, hoog tonige klank die zachtjes uitdooft in de stilte. Een verslavend geluid. Je kunt rondom het meertje zien dat het ‘jongetje’ van 60 min al geruime tijd aan het spelen is. De oevers zijn op vele plaatsen geschonden voor dit natuur vermaak.
Bij het volgende vennetje, komt er een clubje puberknullen aangefietst. ‘Dag mevrouw.’ Groet één van hen me vriendelijk. Hij, Marijn, heeft me duidelijk niet herkend als zijn oude juf. Ik heb dan ook niet mijn meest blijmoedige dag. En zie er waarschijnlijk anders uit. Minder glimlach! Maar net als vroeger gaat Marijn daar verandering in brengen.

Met stokken bewapend gaan ze het ijs te lijf. Ik pak de route linksom het ven. Binnen een minuut staat één van de helden al tot zijn knieën in het water. Zijn hypothese jammerlijk bevestigend, roept hij:  ‘Het ijs is nog niet sterk genoeg!’ Glimlach. Ik ga verder met mijn rondje.
Halverwege ontmoet ik een andere hondenvriend, die me vertelt dat één van de knapen in zijn blote bast staat. Ik bedenk me dat dat er maar één kan zijn. Marijn, was vroeger ook altijd al in voor grensverleggende impulsiviteit.
Als ik doorloop zie ik mijn oud-leerling volledig ingepakt met muts, handschoenen, sjaal en zijn rugzak om, aan de waterkant staan. Zo snel kan hij zich niet aangekleed hebben.
Dan komt er een kleiner formaat jongen achter een boom vandaan in zijn doorweekte onderbroek. Let wel, de gevoelstemperatuur is -10.
Ik complimenteer Marijn dat hij mij positief verrast heeft. En biecht eerlijk op dat ik hem verdacht had van de blote basten actie. Waarop hij zegt: ‘Dat zou mijn vriendin niet leuk vinden.’  Mooi! Hij heeft een vriendinneke. Glimlach.
De jongen die rillend in zijn onderbroek staat, kijkt naar mijn bezorgd, verraste blik. Hij stelt me direct gerust: ‘Ik wilde over het ijs glijden en mijn kleren niet nat maken!’  Dit verstandige motief zag ik niet aankomen. Als ik hem erop wijs dat hij zich beter aan kan kleden, omdat hij anders ziek wordt, verbaast hij me nogmaals met een verstandig argument. ‘Maar ik hoef niet naar school morgen, hoor.
Nog nooit heb ik een jongeman ontmoet, die bij 10 graden onder nul in zijn onderbroek te water gaat, met zoveel verantwoordelijkheid.
Wat zal zijn moeder trots op hem zijn, als hij straks thuis komt!

(Stefke-Beau-Bernard)