Als ik tegen zevenen de voordeur open, zie ik een verwarde, verwaaide vijftiger op de stoep staan. Hij straalt zachtaardigheid uit. Of is het futloosheid? Over zijn afhangende schouders hangt een gekreukelde, kleurloze regenjas tot op de knie van zijn outdated spijkerbroek. De scheef hangende jas bedekt een geruite blouse. Een hulpverlener! Onder de geruite blouse een tweede geruite blouse, als semi creatieve vermomming van zijn beroep. Absoluut een hulpverlener!
‘Hallo, Ik ben Evert.’ Hij geeft me een meewarige glimlach in combinatie met een slappe hand.
Als ik achter hem aan loop naar de woonkamer, bemerk ik bij hem een sloffende terughoudendheid. Het schiet door mijn hoofd, dat ik mijn euforie dat hij ’s avonds tijd heeft, nu bekoop met een dodelijke, vermoeide, murw gekletste sandaaldrager.
Zijn krachteloosheid staat haaks op die van de stuiterende puber die binnen zit.
Hopelijk is deze energieloze act juist zijn kwaliteit, om zodoende niet bedreigend over te komen en in alle rust veel te bereiken.
Mijn puber wacht opvallend geduldig op de bank.
Hun ogen nemen elkaar onderzoekend op.
Evert lust graag een bakkie koffie en neemt op zijn gemak plaats op de andere bank.
Hij heeft alle tijd en belaagt zijn doelwit met alle W-H vragen uit het boekje. Wat zou je graag willen? Hoe voel je je? Wat doet het met jou? Wat doet het met de mensen om je heen? Etc.
Na ieder antwoord neemt hij alle tijd, om met gepast knikken zijn luisterende houding te onderstrepen. Tussen de vragen in zit een extreem lange, verslomende wachttijd, die zelfs een zwaar aangepaste volwassenen nog zou doen indutten.
Mijn puber begint te wiebelen en te draaien op de bank. Hij is de zoveelste W-H ondervraging allang zat.
Maar zelfs na 1 ½ uur, waarin mijn kind alle acrobatische standjes van het volledige repertoire van Circus Renz al ten toon heeft gespreid, heeft Evert nog steeds niet door dat het genoeg is.
Hij is ondertussen zo in de bank weggezakt, dat je zou denken, dat ik hem erbij kreeg toen ik de bank kocht.
Langzaamaan is ook mijn geduld op en ontstaat een gevoel van medelijden met mijn puber, die mij vanuit zijn ‘kopstand-been-spreid-en-sluit’ positie, schreeuwend om hulp aan kijkt.
Als ik Evert vraag of hij misschien nog andere afspraken heeft, krijg ik helaas een ontkennend antwoord.
Met een zucht bekent hij dat hij geen haast heeft. Zijn vrouw zit ook in hét vak en is toch niet thuis. Mijn medelijden verschuift direct naar hem.
Als ik hem na 2 uur de deur uitgewerkt heb, loop ik in gedachten verzonken terug naar de woonkamer. Wat een sneue man. Die zou echt hulp moeten krijgen.
In de woonkamer word ik verrast. Mijn puber bevestigt de competentie die ik altijd al in hem zie.
‘mama, die meneer heeft echt hulp nodig!’

 

Herken hopeloos hilarische en helpende hulp
“iedere gelijkenis van figuren met bestaande personen moet worden beschouwd als een gelukkig of een ongelukkig toeval.”