Twee keer per jaar heb ik herculisch heftige spierpijn. In schoolweek 16, omdat de radslag op het gymnastiek programma staat. In schoolweek 23, omdat ik in de ringen zo nodig de hele en halve draai voor moet doen. Exact op het dode punt en met keurig gestrekte tenen en benen.  Tegenwoordig krijg ik respectvollere blikken van mijn leerlingen. Destijds, als beginnend leerkracht,  vonden ze me als een Arabier-radslag-flic-flaccende juf geen mirakel. Beetje vergeten dat ik vroeger twee á drie keer per week trainde bij turnclub Tonido. Staat haaks op nu. Eén keer per jaar en zonder warming up! Wijsheid komt met jaren? Het zal de vergeetachtigheid zijn van een vrouw van (bijna)middelbare leeftijd.
Als ik de volgende dag de teamkamer in gekreupeld kom, hoor ik mijn collega’s: ‘Is het al weer week 23!? Wat vliegt het schooljaar voorbij.

Tijdens een wandeling met SBB, heb ik het er over met mijn man. Ik heb al twee jaar geen radslag meer gedaan omdat we op mijn nieuwe school gymstagiaires hebben. Zou ik het nog kunnen? Moet ik ’t nog willen?

Ik droom dat ik in de gymzaal ben. Er is een balspel bezig. Ik sta aan de rand van het veld. Net buiten het spel. Ik doe niet mee. Ik weet zelf niet waarom. Dan bedenk ik dat ik eigenlijk ook wil deelnemen. Ik stap het veld in en krijg direct de bal toegeworpen. Zonder problemen scoor ik, door de bal in een blauwe cirkel de grond te laten raken. Het voelt goed. Niet dat ik juich. De andere juichen ook niet. Ik krijg weer de bal. En scoor opnieuw. Als ik om me heen kijk, zie ik alle blikken op mij gericht. Vriendelijke begripvolle gezichten. Waarom zijn ze niet blij dat ik scoor? Dan begrijp ik plots, dat het doel aan de andere kant van de zaal ligt. Niemand vindt dat ik het verkeerd doe. Iedereen vindt het prima. Dat ik meedoe is belangrijker.
Nu het doel verlegd is, blijf ik in de achterhoede. Bij mijn eigen doel. Als ik de bal krijg, speel ik hem door aan een teamgenoot die aan de overkant WIL en KAN scoren!

Dus… kom maar op week 16! In een andere rol, geef ik Fientje als turnstertje uit mijn groep de kans. Ze vindt het fantastisch. Zij mag de radslag  voordoen voor haar klasgenootjes.  Omdat ze het KAN en WIL!

Ik hoef dáár niet meer te scoren. Ik doe wél mee. Dankbaar en gelukkig dat ik weer in het veld sta. (En zonder spierpijn.)