We hebben een nieuwe motor en gaan een eindje rijden naar ons ‘Someren-huisje’.  Als we van Valkenswaard naar Someren gaan of andersom, moeten we altijd over de spoorweg in Heeze.
De treinen die daar rijden, zitten op hetzelfde traject als waar Zonnetje uit het leven stapte.
Ook deze overgang was buiten gebruik op die vreselijke avond.
Als we hem passeren, denk ik er altijd aan. Spoorwegen en spoorwegovergangen zullen altijd iets los blijven maken bij me. Niet dat het keihard binnenkomt. Het maakt me enkel even wat onrustig.

Op de motor is dat anders.
We moeten stoppen bij Heeze.
Vreemd genoeg, komt het op de motor meedogenloos binnen.
Anders dan in de veilige cocon van de auto?!’ beredeneer ik.
De tranen lopen over mijn wangen, in mijn helm.
Ik laat al het verdriet toe. Niemand kan het zien door mijn zonneklep. Niemand kan het horen, door de bellen van de overgang, het razen van de trein en omdat we onze intercom niet aan hebben.

Dit heeft zo moeten zijn. Even helemaal loslaten. Het is zo helpend. Het lucht op.
De veilige cocon van de auto, kan niet op tegen de nog veiligere cocon van de motorhelm.